Slapen door de jaren heen
Slaapgewoontes van vroeger
Wat is er niet lekkerder dan slapen in een comfortabel bed, op een zacht hoofdkussen en onder een warm dekbed? En wat is er niet fijner dan naar bed gaan en weten dat je de volle acht uur die men adviseert kunt slapen? Slapen is een vast en belangrijk onderdeel van ons leven. Maar hoe en hoe lang we slapen is door de jaren heen veranderd. Wat voor slaapgewoontes hielden onze voorouders er op na? We duiken in de geschiedenis om dat te onderzoeken.Op de grond
Vroeger dachten ze heel anders over ‘comfortabel slapen’ dan nu. Wij zouden het nu verre van comfortabel vinden, maar in de oertijd bijvoorbeeld sliep de mens gewoon op de grond. Een dierenhuid werd gebruikt als deken. De oude Egyptenaren sliepen in een houten bed met neksteun. Die vind je tegenwoordig ook niet meer in de beddenzaken. Ze lagen op de zij en lieten hun hoofd rusten op de harde steun. De Romeinen brachten de nacht door op de grond met een deken of op een bedje van stro. Althans, de armen. De rijken hadden het iets beter met een houten bed met daarin een matras van veren.
Decennia later, in de Middeleeuwen, waren er grofweg twee soorten bedden, wederom afhankelijk van hoeveel je verdiende. Je had een hemelbed, vaak een echt pronkstuk bedekt met dikke, hangende gordijnen, of een bedstee. Die laatste zag je veel op boerderijen. Het was een houten kast met deuren, vaak sober en eenvoudig om te zien. Maar er waren ook luxere varianten met prachtig houtsnijwerk.
Zo’n bedstee was niet heel groot. In de Middeleeuwen waren de mensen namelijk veel kleiner dan nu, maar ook omdat men vaak zittend sliep. Het gebruik van rechtop slapen kwam voort uit bijgeloof: als je liggend zou slapen dan geloofden de mensen dat het bloed naar je hoofd liep. En dat zou er wel eens voor kunnen zorgen dat je nooit meer wakker werd! Daarom namen ze het zekere voor het onzekere en kozen ze ervoor zittend te slapen.
Slaappauze
Niet alleen het bed waarop we slapen is door de jaren heen veranderd, ook de manier waarop en hoe lang we slapen is niet altijd hetzelfde geweest. Tot in de negentiende eeuw was het namelijk gebruikelijk onder West-Europeanen om in twee delen te slapen. Historicus Roger Ekirch ontdekte dat er een ‘eerste’ en ‘tweede’ slaap bestond. Onze voorouders sliepen namelijk na zonsondergang ongeveer vier uur en daarna werden ze een uur of twee wakker. In deze nachtelijke uren deden de mensen van alles: de buren een bezoekje brengen, roken, bidden, plassen, het huishouden, vrijen, een boekje lezen… En daarna begonnen ze aan hun tweede slaap. Deze duurde ook ongeveer vier uur.
Dit slaappatroon lijkt voor ons heel vreemd, maar was voor onze voorouders dus volkomen normaal. Het is echter niet voor niets dat wij niet meer in twee delen van vier uur met een pauze ertussen slapen, maar gewoon acht uur achtereen. Door de komst van straatverlichting was het ’s nachts niet meer pikkedonker buiten en gingen mensen later naar bed. Ze sliepen dan in een keer door omdat ze anders niet aan de acht slaapuren kwamen. Ook moest men door de industriële revolutie langere dagen maken op het werk. Meer slaap was hierdoor hard nodig: om bij te komen van het harde werken. De mensen hadden simpelweg geen tijd meer om ’s nachts een paar uur wakker te zijn.
Zo verdween de ‘slaappauze’ en ging men slapen zoals we dat ook nu doen: gemiddeld zo’n acht uur aaneengesloten per nacht. Wat in al die eeuwen waarschijnlijk niet is veranderd, is ons grote verlangen naar slapen en het bed. Al in 1882 schreef de Franse schrijver Guy de Maupassant in zijn boek Le Lit (‘Het bed’): ‘Het bed, mijn vriend, is heel ons leven. Daar wordt men geboren, daar bemint men, daar sterft men. Niets is van betekenis buiten het bed.’